donderdag 8 januari 2009

IJskristallen.



Zo blijken bij wolkentemperaturen van 0C tot -3C bijna uitsluitend dunne, zeshoekige plaatjes te ontstaan. Bij -3C tot -5 C dwarrelen fijne naaldjes op het aardoppervlak neer. Bij -8C tot -12C zien we weer zeshoekige plaatjes. Alleen de sneeuw die geboren wordt bij -12C tot -16C is veel uitbundiger van vorm. Zoiets speelt zich meestal af in het voorste front van een sneeuwbui, en dan vallen de prachtigste, langs zes punten vertakte sterren naar beneden. Bij nog lagere temperaturen wordt de relatieve luchtvochtigheid te laag en is er nog maar weinig waterdamp voorhanden om de kristallen te versieren. Van -16C tot -25C zien we daarom weer zeshoekige plaatjes, en van -25C tot -50C eenvoudige, holle prisma’s. Op Antarctica, waar de temperatuur aan het oppervlak vaak beneden –50C daalt, zweven in de winter voortdurend ijskolommetjes en – naaldjes door de lucht. Zuidpoolonderzoekers noemen dit gewoonlijk ‘diamantstof’ vanwege de glinstering en vanwege het striemende karakter van de kristalletjes als plotseling de wind opsteekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten