Een impressie van de dingen die me verwonderen, inspireren, mij simpelweg bezig houden, dit te delen via mijn blog door middel van mijn fotografie en vele andere creatieve uitspattingen.
dinsdag 23 december 2008
Tijdschrift Leven in Frankrijk met artikel over Grenoble
Grenoble
Poort naar de Alpen.
Wie sportief en culinair wil genieten, is goed uit in Grenoble. Je hebt er de genoegens van de grote stad met de mooiste skipistes van Europa binnen handbereik. Maar de stad heeft ook op innovatief, wetenschappelijk en cultureel gebied veel in huis, waardoor een interessante inwonersmix is ontstaan. Internationale allure in de Alpen.
Twintig minuten verwijderd van de dichtstbijzijnde skipiste, enkele uren van de Middellandse Zee: voor velen is Grenoble de perfecte plek in Frankrijk. De stad wordt omsloten door drie bergmassieven: de Vercors in het zuidwesten, de Chartreuse in het noorden en de Belledonne in het oosten. Het is dan ook moeilijk een geboren en getogen Grenoblois een andere richting op te bewegen dan naar een skipiste. Anderhalf uur naar Genève? Nee, dat is echt te ver, hoor.
Wel trekt de stad veel mensen van buiten. Grenoble is voorloper op het gebied van cultuur, wetenschappelijk onderzoek en innovatieve industrieën. Geen wonder dat de stad buitenlanders aantrekt, waaronder veel Scandinavische studenten die hun studie met de wintersport combineren. Ook trekken al decennialang veel Italianen over de grens om in de Dauphiné te werken: er is in de stad zelfs een complete Italiaanse wijk ontstaan.
Beroemdste Fransman uit Grenoble is Stendhal, geboren in Grenoble als Henri Beyle. Maar het is moeilijk de schrijver van Le Rouge et le Noir en La Chartreuse de Parme voor het karretje van de plaatselijke publiciteit te spannen: hij haatte zijn geboortestad en vluchtte zodra het mogelijk was naar Parijs. Aan hem wordt – onterecht – de uitspraak toegeschreven dat achter elke straat in
Grenoble een berg ligt, maar als de sneeuwwolken optrekken, kunnen we dat wel bevestigen. De ochtendzon zet de besneeuwde toppen in een gouden gloed en in de verte zien we de ongelooflijke steile skischans, souvenir van de Olympische winterspelen van 1968. Op dit moment is Grenoble in de race om de winterspelen van 2018 te hosten, met als concurrenten het Zuid-Franse Nice (‘maar wie denkt er bij Nice nu aan de wintersport?’ schamperen de Grenoblois) en Annecy, het mooie stadje vlakbij Genève.
Kaastriatlon
Een bergmassief beklim je in een mum van tijd met de beroemde téléphérique (in de volksmond Les Bulles genoemd) vanuit het centrum van de stad. Les Bulles brengen je naar het fort van La Bastille, geheel in oude glorie hersteld onder leiding van Michel Lambert, die, zoals al gauw blijkt, door iedereen in Grenoble wordt gekend, maar vooral gevreesd om zijn grote mond en het ontbreken van een blad daarvoor. Van de modderige poubelle (vuilnisbak) die La Bastille was, is het nu omgebouwd tot een aangename plek met een restaurant met panoramisch uitzicht, een museum, en in de grotachtige gewelven een centrum voor hedendaagse kunst. Het fort heeft trouwens nooit als zodanig dienstgedaan: toen het na 25 jaar bouwen eindelijk af was, was de techniek van kanonnen inmiddels zo verbeterd dat het fort geen enkele bescherming meer bood. Vanaf La Bastille heb je een indrukwekkend uitzicht over Grenoble, met de Avenue de Jean Jaurès als een lange, provinciale Champs Elysées. Van deze afstand herken je het oude stadscentrum aan de rode daken. Voor wie zin heeft in nog een wandeling of wie met de auto naar boven is gekomen, is het beroemde restaurant Le Pèr’ Gras een must.
Na de klim worden we beloond met een traditionele Grenobloise lunch in restaurant La Ferme à Dédé en dat betekent: kaas, kaas en kaas, oftewel ‘de kaastriatlon’, zoals Ronald Duval, een import-Breton, het noemt. Als entree krijgen we een salade die gemakkelijk een weeshuis kan voeden, met daarin regionale tourtons farcis met Blue de Vercors en walnoten. Noten uit de Isère zijn de beste van Frankrijk en kunnen net als goede wijn een AOC-keurmerk (Appellation d’Origine Controlée) hebben. Als we voor ons gevoel al klaar zijn, moet de lunch echter nog beginnen: een heftig geurende kaasfondue komt op tafel, plus een tartiflette van gesmolten reblochon en spekjes. De derde etappe van de kaastriatlon, de raclette, kunnen we nog net op tijd afweren. Als klap op de vuurpijl volgt als toetje de Café Gourmand: notentaart, flan façon grandmère en een tourton gevuld met pruimen. Kortom, een dessert waarmee je zelfs een reus knock-out kunt krijgen.
Verfijnd gevoel voor humor
We gaan een frisse neus halen in het park en bos dichtbij ons hotel Château de La Commanderie, beheerd door de drie broers De Beaumont: Marc, Guy en Bernard. Het chateau met zijn grijze puntdaken wordt na het vertrek van de Maltezer Ridders en een aantal families in 1891 gekocht door René de la Brosse, overgrootvader van moederskant van de broers. Voor de oorlog deed het dienst als pluimveeboerderij, maar de ouders van de drie broers beginnen hun terrein open te stellen voor feesten, waarbij moeders in de keuken staat. Dit is zo’n succes dat vanzelf een echt restaurant ontstaat. Nog weer later stellen ze hun kamers open en is het hotel een feit.
Marc bedenkt na zijn opleiding aan de Ecole de Commerce dat hij het kasteel met grond dolgraag in de familie wil houden: met zijn broers gaat hij aan de slag. De echtgenotes zijn van de samenwerking uitgesloten om de kans op onenigheid te reduceren. Eén broer is sommelier, de ander doet de administratie en Marc is directeur. De kamers worden vernieuwd en het hotel krijgt drie sterren. Alhoewel iedereen hem zegt dat hij gemakkelijk vier sterren kan halen, weigert Marc dat: hij wil de ongedwongen sfeer van een familiehotel behouden. Die bijzonder prettige ambiance proeven we meteen bij aankomst, als we hartelijk en met een verfijnd gevoel voor humor worden ontvangen.
In de beeldschone kamer nummer 37 staan nog antieke meubels van de familie De Beaumont. Marc herinnert zich nog hoe zijn oma zich in de rode méridienne nestelde. In het restaurant hangen de schilderijen van verschillende voorouders: één van hen is Antoinette de Tournade, volgens Stendhal ‘de mooiste vrouw van de Dauphiné’. Daarnaast is ook de kleinere kamer nummer 40 onze favoriet: sfeervol en gezellig met een prachtig uitzicht op de bergmassieven en het park. Niet alleen de kamers, maar ook de gezellige salon d’hiver en de knusse biljartkamer zijn open voor de gasten. Op het moment is in een van de bijgebouwen een spa en hamam in aanbouw die hopelijk in januari open zullen gaan. Vanuit het zwembad kijk je dan zo de natuur in.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten